Onze asielmethode is de domst denkbare asielmethode

Net iets meer dan een jaar geleden kwamen we voor het eerst bij elkaar in de kick-off van het huidige bestuur. Sindsdien is er veel gebeurt. Het bestuur is uitgebreid, er is een Whatsapp-community opgericht, we hebben moties en amendementen ingediend en kandidaten voor de Tweede Kamer voorgesteld en toch zien we elkaar liever fysiek. Dat doen we veel te weinig en daarom was het hoog tijd om weer bij elkaar te komen onder de bezielende leiding van twee sprekers van buiten de VVD.

 

Met deze inleiding startte Margretha een dag waarin Jan van de Beek en Renee Frissen ons meenemen op het terrein van respectievelijk migratie- en integratie-onderwerpen.

Jan van de Beek – cijfers liegen niet

 

Inleiding

 

Op basis van veel CBS-microdata tussen 1995 en 2019 van alle (destijds) 17 miljoen mensen in Nederland heeft Jan van de Beek – samen met Joop Hartog, Hans Roodenburg en Gerrit Kreffer – een uitvoerig rapport geschreven: Grenzeloze Verzorgingsstaat met daarin de figuren in dit verslag. In dit rapport is inzichtelijk gemaakt wat de kosten en de baten zijn van de immigratie in deze periode. Het blijkt dat die kosten en baten een heel goede maatstaf zijn voor de mate van integratie van een immigrantengroep. Het geeft verfrissend veel inzichten in de effecten op Nederland, waar ook het welzijn van de immigranten mee wordt geraakt. Tijdens de inleiding neemt hij ons mee door enkele conclusies van het 231 pagina’s tellende onderzoek. In de herfst verschijnt een publieksboek van Jan over dezelfde thematiek.

 

Een aardig plaatje om snel in beeld te brengen wat de combinatie tussen ‘kosten-baten’ en verschillende soorten immigratie oplevert: hierin wordt duidelijk dat de huidige politieke druk op arbeidsmigratie precies raakt op dát onderdeel dat vanuit kosten-baten-denken wel iets oplevert voor de samenleving.

 

In Denemarken, België en de Verenigde Staten zijn soortgelijke onderzoeken gedaan (met minder gedetailleerde microdata) en daaruit kwamen vergelijkbare resultaten naar voren met betrekking tot de verschillen in kosten en baten tussen herkomstregio’s, tussen immigratiemotieven en tussen opleidingsniveaus.

 

Het belang van het opleidingsniveau

Een belangrijke conclusie kan worden getrokken met betrekking tot het opleidingsniveau. Een hoger opleidingsniveau blijkt te leiden tot een hogere (financiële) opbrengst voor de samenleving; een lagere opleiding blijkt te leiden tot hogere kosten. Milton Friedman gaf al aan dat een hoge immigratie en een verzorgingsstaat niet samengaan en de cijfers bevestigen dit (waarbij aangemerkt dat Milton Friedman niet veel ophad met de verzorgingsstaat en juist groot voorstander was van veel migratie). Daaruit spreekt ook een hoge mate van naïviteit: juist door het koesteren van de verzorgingsstaat én het toelaten van een groot aantal laagopgeleide immigranten ondergraaf je de handhaafbaarheid van de verzorgingsstaat.

 

Daarnaast blijkt er sprake te zijn van een omgekeerde welvaartsmagneet. Juist de succesvolle immigranten (zij doen een laag beroep op de verzorgingsstaat) vertrekken na een aantal jaren. Tegelijkertijd zie je dat niet-succesvolle immigranten (met een hoog beroep op de verzorgingsstaat) lang blijven. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat 17% van de Nederlanders van 20 tot 65 jaar een niet-westerse migratieachtergrond heeft, terwijl zij 55% van de bijstandontvangers tot de AOW-leeftijd uitmaken.

 

Het belang van culturele verbondenheid

 

Dit blijkt onder andere uit een ander onderzoeksgebied: de relatie tussen cultuur en een succesvol immigratiebeleid. Er is een aantoonbaar verband tussen de culturele kloof en het land van herkomst enerzijds en het land waar de immigratie naar leidt anderzijds. Alle onderzoeksresultaten komen terug in onderstaande plaat.

 

Deze figuur laat zien welke landen (en groepen van landen) het verst van elkaar verwijderd zijn via twee assen. Hoe verder van elkaar verwijderd hoe ‘duurder’ de immigrant zal zijn, maar ook hoe moeilijker het blijkt te zijn om te integreren. Kijkend vanuit de landen in protestants Europa (de gele figuur rechtsboven – scoren hoger op seculiere en emancipatoire waarden) is de afstand tot de Afrikaans-islamitische wereld (grijs, linksonder – scoren hoger op volgzaamheid en traditionele houding) het grootst en is er ook een duidelijke afstand tot Oost-Europa (rood en lichtgeel – linksboven). Voor de goede orde: het gaat hier om gemiddelden per land; uiteraard zijn er uitzonderingen (en vaak vallen die het meeste op).

 

Dit verschil zie je ook terug in de mate waarin immigranten integreren. Hierbij is er aantoonbaar een sterk verband tussen de cijfermatige benadering (met een ‘kosten baten’-effect) en de mate van integratie. Jan neemt ons mee langs overzichten waarin inzichtelijk wordt wat de verwachte nettobijdrage is aan de schatkist. Dat kan praktisch door een selectie te maken op opleidingsniveau. De nettobijdrage hangt namelijk samen met alle denkbare maatstaven van integratie. Zo zie je dat de in Neerland geboren tweede generatie alleen goed integreert als de eerste generatie zich qua nettobijdrage ongeveer gedraagt als een allochtoon en dan flink bijdraagt aan de schatkist door het uitsparen van opleidingskosten e.d. De enige echte uitzondering hierop zijn de Chinese immigranten.

 

Ook als je kijkt naar resultaten van de Cito-score zie je dit terug waarbij ook opvallende verschillen binnen werelddeel naar voren komen als je het uitsplitst per land. Onder andere in landen als Suriname, Marokko en Turkije scoort de tweede generatie ‘rood’, terwijl ook de afstand tussen blokken met landen uit bovenstaande ‘landkaart’ eenzelfde trend heeft. Bij Cito-scores heeft het hebben van één autochtone ouder een positief effect.

 

Afsluiter rondom arbeidsmigratie

Er is nog veel meer terug te vinden in het rapport van 231 pagina’s waaronder het belang van een goede taalbeheersing en de relatie tussen ‘kosten-baten’ en mate van integratie. Afsluitend neemt Jan van de Beek ons nog mee naar de situatie van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. De uitbuiting hier is soms groot, de innovatiekracht remt af en het blijkt ook dat vanuit het oogpunt van druk op de verzorgingsstaat deze groep negatief scoort.

 

 

De link naar het hele rapport kunt u vinden aan het begin van deze samenvatting, maar ik ben vooral benieuwd naar het publieksboek, die in september verschijnt.

Renée Frissen – hoopvol indien we betere keuze maken

 

Ter voorkoming van misverstanden: het hele verslag (en ook dit gedeelte) is mijn weergave van de inbreng van de sprekers. 

 

Waar Jan van de Beek kijkt naar de immigrant kijkt Renée Frissen, directeur en oprichter van ‘Open Embassy’ naar Nederland.

 

Ze neemt ons mee met het leven van de Syrische Achmed. In Syrië was hij meubelmaker en nadat hij moet vluchten voor de oorlog neemt hij zich voor om ook hier weer snel aan de gang te gaan. Hij pakt daarom snel werk op, maar krijgt te horen dat dit niet mag. Hij mag wel vrijwilligerswerk gaan doen en dat doet hij dan ook en leert Nederlands. Achmed’s aanvraag voor een vluchtelingenstatus wordt na een lange procedure – waarin hij steeds moet verhuizen tussen azc’s – geaccepteerd, maar vervolgens mag hij niet gaan werken, omdat hij eerst moet  inburgeren. Uiteindelijk doorloopt hij een traject van 5 jaar voordat hij mag doen wat hij vanaf het begin wilde doen, terwijl hij in Duitsland al na 1 jaar had mogen werken.

 

De ‘gouden periode’

Immigranten zijn ook mensen en om mensen te motiveren is er sprake van een zogenaamde ‘gouden periode’: de periode waarin een omslag het beste gemaakt kan worden. In Nederland wordt deze periode volledig gemist en dit leidt er toe dat na 5 jaar pas ongeveer 40% een baan heeft, terwijl dat in Duitsland 70% is.

 

Het belang van perspectief

Renée Frissen neemt ons mee naar de keuzes rondom de Oekraïense vluchtelingen. Zij worden totaal anders benaderd dan alle overige vluchtelingen en mogen meteen meedoen. Daar zie je een arbeidsparticipatie van 40% na 6 maanden. Als je hen – zoals bij Achmed gebeurd is – deze baan weer zou afnemen dan kun je bedenken dat hun ontwikkeling ook heel anders zal lopen dan je nu mag verwachten.

 

Feitelijk doen we rondom perspectief alles fout wat we maar fout kunnen doen (en hier viel Jan van de Beek haar bij hetgeen leidde tot de titel van dit verslag). Deze fouten zijn te vatten in 3 stappen

 

1.      Afschrikken als kenmerk van het integratiebeleid

De inburgering in Nederland is heel lelijk ingericht. Het voorbeeld van Achmed laat dit heel mooi zien. Daarbij worstelen de gemeenten heel erg met de (on)mogelijkheden door geldgebrek, personeelsgebrek, allerhande particuliere bedrijven, die diensten aanbieden die niet werken of een hele keur aan vrijstellingen waardoor vluchtelingen feitelijk de taal niet hoeven te leren (hetgeen juist heel belangrijk is voor integratie).

2.      Het idee dat je 14 weken in de opvang zit

Deze aanname wordt wel gedaan, maar het klopt niet. Juist de ‘gouden periode’ van integratie wordt gesmoord in een jarenlang proces waarin iedere hoop op een goede uitkomst wordt gesmoord.

3.      We stoppen meteen iedereen in de verzorgingsstaat

Het is heel onprettig om in de verzorgingsstaat te zitten. De overheid regelt in de verzorgingsstaat alles voor je en iedere poging om eigen initiatief te ondernemen wordt gesmoord. Hierbij wordt je de mogelijkheid om jezelf te ontwikkeling ontnomen. Als we ook nog beseffen dat iedereen exact dezelfde benadering krijgt (terwijl iedereen verschillend is) kun je goed beseffen dat integratie niet kan slagen.

 

Dag overheid – welkom maatschappelijk middenveld

Het beeld bestaat dat mensen hier mogen komen om niets te doen, maar van het huidige systeem mogen ze ook niets doen. In Duitsland is dat anders en daar zijn de resultaten ook naar. Uit een onderzoek onder immigranten is ook naar voren gekomen dat slechts 10% van hen in Nederland ondersteuning ervoer vanuit de gemeente bij het vinden van een eigen leven. De gemeentes huren wel dure diensten in, maar deze diensten sluiten niet aan op de behoeften.

 

Een goed aandachtspunt hierin is ook de impact van de ouder-op-kind overdracht. Als namelijk de oudere generatie vastloopt en teleurgesteld is zal ze dit doorgeven aan haar kinderen. Ook zij zullen dan niet kunnen aarden (overigens houdt het Thematisch Netwerk hierover op 31 augustus a.s. – samen met de Teldersstichting – haar volgende meeting over).

 

De impact van het huidige hoofdlijnenakkoord

Op de vraag uit de zaal wat de impact zal zijn van het huidige hoofdlijnenakkoord kan Renée Frissen lastig antwoord geven, omdat het niet heel specifiek is. Wat wel helder is is dat de negatieve basishouding niet helpt om het noodzakelijke perspectief te realiseren. De vergelijking met België is hier wel passend waar dakloosheid ontstaat en het is logisch dat dakloosheid niet helpt om de integratie te bevorderen.

 

Tegelijkertijd is de hoge instroom een probleem, maar de situatie met de vluchtelingen uit Oekraïne laat wel zien dat het bieden van perspectief veel beter helpt dan het beknotten hiervan. Sterker: het is belangrijk om sneller inzichtelijk te maken welke mensen toch wel mogen blijven (zodat je ze sneller kunt laten integreren) en de mensen waarvan helder is dat ze niet mogen blijven (en die je dan ook makkelijker moet kunnen terugsturen).

 

Bente Becker – gepassioneerd, betrokken en helder

 

Als afsluiting van de dag heeft Bente een paar opmerkingen vanuit de VVD-Tweede Kamer-fractie:

·         Het eerste punt is het belang om de taaltoets op (minimaal) B1-niveau in te voeren. Het is daarom belangrijk om het verkrijgen van het Nederlanderschap te koppelen aan een goede beheersing van het Nederlands (zonder vrijstellingen);

·         Het combineren van taallessen met werk c.q. een werkervaringsplek;

·         Stel heldere eisen aan de inburgering met betrekking tot de liberale waarden. In de praktijk worstelen gemeenten met deze aanpak. De doelstellingen zijn helder, maar qua uitvoering is er nog veel te verbeteren .

 

Tegelijkertijd is het belangrijk om asielzoekers en statushouders een handreiking te doen. Hierbij gelden in ieder geval twee voorwaarden.

Ø  In de eerste plaats is het essentieel dat je duidelijke kaders en eisen moet opstellen. Deze eisen gelden minimaal voor de acceptatie van rechten voor vrouwen. Samen met o.a. femmes for freedom strijdt Bente tegen niet-liberale waarden als vrouwenbesnijdenis, eerwraak en soortgelijke gebruiken tegen vrouwen, die niet thuishoren in onze samenleving.

Ø  In de tweede plaats mag een handreiking om het recht op de arbeidsmarkt voor mensen in een asielprocedure uit te breiden niet betekenen, dat deze mensen niet meer mogen worden teruggestuurd. Het Europese recht geeft ook aan dat je bepaalde groepen van dit recht mag uitsluiten. Je moet namelijk mensen zonder perspectief geen hoop geven én niet uitbuiten.

 

 

Peter Lamberts